VV | De Zwanzederby keert terug op het hoogste niveau

RWDM Molenbeek won in 1985 met 0-1 uit bij Union Saint-Gilloise.

In de voetbalgeschiedenis hebben vele teams de top weten te bereiken, maar lang niet allemaal slaagden ze erin daar te blijven. Hoe liep het af met de teams die van de rots kukelden? In deze serie Vergane Voetbalglorie (VV) zoeken we uit hoe het nu gaat met de clubs die ooit trotse kampioenen waren. Met dit keer de Belgische Zwanzederby, de enige echte broedertwist van Brussel die volgend jaar terugkeert naar het hoogste niveau.

RWDM is afgelopen weekend kampioen geworden van de Challenger Pro League en promoveert dus naar de Jupiler Pro League. Met hun promotie keert ook de Zwanzederby tussen de club uit Molenbeek en Union Saint-Gilloise terug op het hoogste niveau. Twee jaar geleden schreef ik over die Brusselse derby voor FC Afkicken.

Zeg je Brussels voetbal, dan denk je tegenwoordig onmiddellijk aan het paars-wit van RSC Anderlecht. Hoewel die club sinds jaar en dag veruit de meest succesvolle van de stad is, zullen aanhangers van Union Saint-Gilloise en RWDM geen kans onbenut laten om te benadrukken dat paars-wit het vooral van supporters van buiten de stad moet hebben. “De fans van Union en RWDM zijn echte Brusseleirs.” 

EERSTE KLASSE

Net als in de omringende landen ontstond er in België aan het eind van de negentiende eeuw de behoefte aan een eigen competitie. Deze zag in 1895 daadwerkelijk het levenslicht, toen zeven clubs besloten het tegen elkaar op te nemen in een nationale Eerste Klasse. De meerderheid van deze verenigingen kwam uit de hoofdstad, terwijl Luik (de eerste kampioen), Brugge en Antwerpen alle door één elftal werden vertegenwoordigd. Hoewel drie van de eerste vier Belgische kampioenschappen gewonnen werden door de Luikse ploeg, was het na de eeuwwisseling aan de Bruxellois. Van 1900 tot de Eerste Wereldoorlog de competitie veertien jaar later stillegde, verdeelde drie clubs uit de hoofdstad onderling alle nationale titels: Racing Club de Bruxelles, Daring Bruxelles FC en Union Saint-Gilloise.

STAMNUMMER

Sinds 1926 kent de Belgische voetbalbond stamnummers toe aan alle aangesloten verenigingen. De clubs die voordien al ingeschreven stonden kregen op chronologische volgorde van oprichting een nummer toegewezen. Het inmiddels tot koninklijk geridderde Royal Antwerp mocht als oudste club van het land stamnummer 1 dragen, maar achter hen telde de ‘top 10’ maar liefst vier Brusselse teams: Daring (2), Léopold FC (5), Racing Club (6) en Union (10). In een land waar hiërarchie en anciënniteit van groot belang zijn, is iets als een stamnummer bij uitstek een manier om elkaar de loef af te steken. Dat Anderlecht het moet doen met stamnummer 35 is dan ook een hard gelag voor de recordkampioen.

Paars-wit zou pas na de Tweede Wereldoorlog haar eerste kampioenschap vieren. Daarvoor waren het de andere Brusselse clubs, en dan met name Union, die de scepter zwaaiden in de Belgische Eerste Klasse. Tot op de dag van vandaag hoeft Union slechts twee teams, Anderlecht en Club Brugge, boven zich te dulden in de eeuwige ranglijst van Belgische landskampioenen. Dat hebben ze vooral te danken aan twee sterke periodes, het decennium voor de Eerste Wereldoorlog en de eerste helft van de jaren dertig, waarin de club zelfs 60 wedstrijden ongeslagen bleef.

PRIJZENSLAG

In de zomer van 1901 maakte Union haar entree in de Eerste Klasse. Al snel deed de ploeg mee om de prijzen en na amper drie jaar was het raak. Met een eerste plaats in de Eere Afdeling A, op ruime afstand van de nummer twee, had Union kwalificatie voor de Eindronde veiliggesteld en ook in de beslissende groepsfase staken les Unionistes met kop en schouder boven de rest uit. In zes wedstrijden behaalde men evenveel punten als de andere drie teams bij elkaar. De prijzen volgden elkaar vanaf dat moment in rap tempo op. Tot het Belgische voetbal in 1914 werd stilgelegd kon de club nog zes titels en twee nationale bekers bijzetten in de prijzenkast.

Op 27 april 1913 werd op het veld van stadgenoot Léopold FC een beslissingswedstrijd om de Belgische titel gespeeld. Na 22 wedstrijden waren regerend kampioen Daring en Union namelijk op 38 punten geëindigd, nadat in een onderling duel op de laatste speeldag Union met een overwinning op gelijke hoogte was gekomen. Ook nu trok Union weer aan het langste eind en zo kroonde men zich andermaal tot Belgisch kampioen. Dat alles kwam vervolgens nog wel in het geding, toen de winnende club van professionalisme werd beschuldigd, maar omdat Daring weigerde op die manier kampioen te spelen, bleef de titel voor Union.

CHALLENGE INTERNATIONAL DU NORD

Bij de Franse zuiderburen was het voetbal ondertussen ook in opmars. Britse expats en landgenoten die na hun studie uit Engeland terugkeerden, namen een liefde voor de edele balsport mee naar Frankrijk. Wie een beetje bekend is met de Parijse volksaard, zal niet verrast zijn dat de lichtstad een monopolie op het spelletje opeiste. Evenmin schokkend is het feit dat de Parijzenaars hun eigen competitie ondanks dat omdoopte tot het landskampioenschap. Nu verenigingen in havenstad Le Havre en de industriële driehoek Lille-Roubaix-Tourcoing, waar de sport evenzeer in opmars was, nergens heen konden met hun ontluikende liefde voor het voetbal, kwamen zij uit op een internationaal alternatief, een eigen competitie genaamd Challenge International du Nord.

In de beginjaren van dit toernooi mochten alleen Noord-Franse en Belgische clubs meedoen, maar later zouden ook Nederlandse, Zwitserse en Engelse teams volgen. Tot de competitie in 1909 overging in een vernieuwde structuur louter voor Franse en Britse amateurploegen, waren de Belgische afvaardigingen veruit de bovenliggende partij. Van alle elf edities werden er niet minder dan tien gewonnen door de Belgen. Union was met drie eindzeges bevondien de beste van allemaal.

ZWAAR WEER

Na de Eerste Wereldoorlog herpakte Union zich rap en nestelde zich andermaal in de top van de Eerste Klasse. Ditmaal slaagde de club er echter niet in om veel zilverwerk in de wacht te slepen. Op één landstitel in 1923 na bleef het lange tijd bij ereplaatsen. In plaats van de pijlen te kunnen richten op een nieuwe prijs, zakte Union steeds verder weg tot de club halverwege de jaren twintig in vieze papieren kwam te zitten. Met een terugval naar de Tweede Klasse al aan de horizon kon Union ternauwernood het vege lijf behoeden voor degradatie, maar de dominantie van weleer leek almaar verder weg. Waar de club in die jaren daarvoor stapje voor stapje was teruggedrongen, keerde met het aanbreken van de jaren dertig plots de kansen. Union stond ineens weer met de neus aan het venster, terug van weggeweest.

Alsof de moeilijke jaren nooit hadden plaatsgevonden, eiste Union haar plek aan de top van het Belgische voetbal weer op. Er werd gesmeed aan een onklopbare formatie, die drie jaar lang de competitie in een ijzeren greep hield. Tussen 8 januari 1933 en 3 februari 1935 bleek de ploeg zelfs letterlijk onverslaanbaar. Maar liefst zestig wedstrijden hoefde Union geen enkele nederlaag te incasseren. Het leverde de club niet alleen een nieuwe bijnaam, Union 60, maar vanzelfsprekend ook drie titels op. Als er in die jaren een Beker van België georganiseerd was, zouden ze ook die waarschijnlijk minimaal één keer hebben toegeëigend. Sinds 1953 ontvangt de ploeg die in alle nationale afdelingen het grootst aantal matchen zonder nederlaag heeft afgewerkt dat seizoen, de zogenaamde Pappaertbeker, vernoemd naar de toenmalige Union-aanvoerder Jules Pappaert.

ZWANENZANG

Dat de reeks uitgerekend in een wedstrijd tegen aartsrivaal Daring verbroken moest worden, zal extra pijn hebben gedaan in de Union-harten. Diezelfde club loste een jaar later Union af als landskampioen. Niemand kon op dat moment bevroeden dat beide clubs reeds bezig waren aan hun zwanenzang. Voor Union zou dat tot gevolg hebben dat de club steeds verder wegzakte op de landelijke voetbalpiramide, terwijl de ander na een reeks aan faillissementen en fusies in principe niet meer bestaat. Het huidige RWDM, Racing White Daring Molenbeek, is namelijk slechts in naam een voortzetting van de oude topclub.

Waar Belgische verenigingen sowieso al niet vies zijn van een fusietje op zijn tijd, spant RWDM de absolute kroon. De vereniging – in de meest letterlijke betekenis van het woord – die in 1973 ontstond, is namelijk een samenvoeging van Racing White, op haar beurt weer een fusie van zesvoudig landskampioen Racing Club de Bruxelles en White Star Woluwé, en Daring Football Club, dat kort na haar oprichting Brussels FC opslokte en vervolgens in chronologische volgorde fuseerde met Sporting Molenbeek, Skill FC en US Bruxelles.

BELGISCHE HOOGTIJDAGEN

Hoewel de club op papier uit een allegaartje van verschillende verenigingen bestond, vormde Daring nog altijd de basis. Zij beschikten namelijk over de trouwe achterban, het onderkomen – het voormalige Oscar Bossaertstadion, dat nu door het leven gaat als Edmond Machtensstadion – en de recentere successen. Met bouwmagnaat Jean-Baptiste L’Ecluse kwam er bovendien een ambitieuze en gefortuneerde kapitein aan het roer te staan. Onder zijn leiding trachtte de club Anderlecht en Club naar de machtige troon te steken. Het waren immers hoogtijdagen voor het Belgische voetbal. Anderlecht bereikte tussen 1976 en ‘84 maar liefst vijf keer een Europese finale, Brugge tweemaal en zelfs Lierse SK reikte in 1982 tot de Europa Cup II-finale. Alleen de Brusselaars hielden er overigens prijzen aan over, namelijk tweemaal de Europa Cup II en twee Supercups.

JAN BOSKAMP

Het was dus geen gemakkelijke tijd om je er als Belgische clubs tussen te wurmen. Toch slaagde RWDM daar aanvankelijk goed in. De club vierde haar eerste landskampioenschap nog voor haar tweede verjaardag, dat is een prestatie waar zelfs Union in haar tijd aan kon tippen. Kosten noch moeite waren dan ook gespaard. ‘s Lands beste voetballer (tot men Eden Hazards, Kevin de Bruynes en Romelu Lukaku’s ging produceren) Paul van Himst en Feyenoords eigen Jan Boskamp togen naar de Belgische hoofdstad om de gelederen van de jonge club te versterken. Naast het nationale succes was er ook een mooi Europees avontuur voor de Molenbekers. Vijf jaar op rij kwalificeerde RWDM zich voor één van de continentale toernooien, waarin de club het zelfs tot de halve finale schopte. Daarin was Athletic Bilbao dankzij een schamel uitdoelpunt te machtig.

Het succes van RWDM was van korte duur. Nadat het bedrijf van L’Ecluse in ‘85 over de kop ging kon het de concurrentie financieel simpelweg niet bijbenen en het water stond de club al snel tot aan de lippen. Degradaties volgden en hoewel men elke keer weer meteen terugkeerde naar de Eerste Klasse werden de problemen steeds groter, tot de club in 2002 haar spelers niet meer kon uitbetalen. De club was definitief failliet, waarmee op dat moment RWDM feitelijk ophield te bestaan. Omdat de club onder het stamnummer van White Star (47) had gespeeld, gold dat eigenlijk al enkele decennia voor Daring (2) en Racing Club (6), op wiens palmares de club volgens de letter van de wet niet mocht voortbouwen.

HERSTART

De supporters lieten het er niet bij zitten. Ondanks dat een eerder supportersinitiatief onder de naam RWDM 2003 was mislukt, deed men vijf jaar geleden nog een verwoede poging de club nieuw leven in te blazen. Men kon ditmaal het stamnummer van Standaard Wetteren overnemen en op die manier instromen in de Vierde Klasse. Sindsdien slaagden het kersverse RWDM erin drie keer te promoveren, waardoor ze nu in de Eerste Klasse B, het tweede niveau van België, mogen uitkomen.

ZWANZEN

In deze Eerste Klasse B bivakkeert toevalligerwijs ook de oude concurrent Union, voor wie sinds de komst van de Engelse investeerder Tony Bloom, eveneens eigenaar van Brighton & Hove Albion, weer betere tijden zijn aangebroken. Daarmee prijkt er voor het eerst in 35 jaar ook weer een Zwanzederby op de kalender. Met de opzet van de Eerste Klasse B, een divisie die slechts 8 clubs telt, mogen we ons dit jaar zelfs opmaken voor vier edities. Maar waar komt nu eigenlijk die naam vandaan, Zwanzederby? Vraag het een Brusselaar en hij antwoordt: “Zwanzen is wat we graag doen, zeveren, blagueren.” Gelukkig hebben wij dan nog Boskamp om voor ons te vertalen: “Wij noemen dat dollen.”

Voor de oorsprong van de naam worden we doorverwezen naar een toneelstuk uit 1938: Bossemans en Coppenolle. De twee Brusselaars zijn al jarenlang boezemvrienden, maar als één van hen (weduwnaar Bossemans) een relatie krijgt en deze nieuwe vriendin een fanatiek aanhanger blijkt te zijn van Union, terwijl de vrouw van de ander supportert voor Daring, is het hommeles. Zeker als Bossemans zoon eerste doelman wordt van Union en voor de derby door mevrouw Coppenolle wordt opgesloten, zodat hij niet op tijd bij de match kan zijn. Laten we het er maar op houden, dat je het in zijn tijd moet zien. Het komische stuk waarin de typische Brusselse humor van “zieveren en zwanzen” centraal staat was destijds een grote hit, werd zelfs in de Parijse theaters opgevoerd, tekende de ludieke manier waarop de twee supportersschare elkaar tegemoet treden en fungeerde dus zogezegd als naamgever van de enige echte Brusselse stadsderby.

VRIENDSCHAPPELIJKE DERBY

Omdat beide supportersschare kunnen invoelen wat de ander de laatste jaren aan pittige tijden heeft doorgemaakt, is de Zwanzederby er niet een van haat, maar eerder van vriendschap. Beide clubs hebben er de afgelopen jaren alles aan gedaan om zich terug te knokken naar de plek waar ze ooit thuis waren, de top van het Belgische voetbal. En als het aan alle betrokkenen ligt, blijft de derby voorlopig een vaste waarde in de Eerste Klasse.

EERDER VERSCHENEN IN DEZE REEKS

Het Nottingham Forest dat geweest is…

… en het Notts County dat had kunnen zijn

Deze reeks verscheen eerder op de website van FC Afkicken.

Zeg het voort

Plaats een reactie

Deze website maakt gebruik van cookies. Door deze site te blijven gebruiken, accepteert u het gebruik van deze cookies.